Sevenich, Mathieu

Geboren op 1 maart 1928 in Roermond.

Sevenich, Mathieu

Gefusilleerd op 16-jarige leeftijd bij de Duitse grens bij grensovergang Elmpt op 26 december 1944.

Mathieu woonde in de Koolstraat in Roermond. Hij was een jongen van 16 jaar die in zijn vrije tijd graag een keer ging vissen.


(F039)

Ontruiming
Vanaf begin december 1944 ging het gerucht in Roermond, dat alle bewoners zouden moeten evacuëren.
De stadsdelen met uitzicht op de Maas waren al ontruimd. Dit betrof onder andere de straten Voorstad St. Jacob, de Roerkade, Brugstraat. De meeste bewoners van deze straten hadden onderdak gevonden bij familie of ze waren ondergebracht aan de Kapel in ‘t Zand, in de schoolgebouwen, het patronaat en het zusterklooster aan het Schoolpad.
Een gedeelte van de mensen, die op last van de Duitsers uit de Voorstad St. Jacob moesten evacuëren werden ondergebracht in de diverse scholen en het klooster der Eerwaarde Zusters van Liefde aan het Schoolpad.
Onder de overkapping nabij de congregatiekapel was de ingang, welke toegang gaf tot de vertrekken in het Zusterklooster, die bewoond werden door 5 gezinnen.
In het gebouw der Bijzondere Lagere School woonde de familie Jordans en de familie Tobben. Op de bovenverdieping in een der klaslokalen woonde de weduwe Selder met haar dochter en haar zoon Hubertus Selder. In dat vertrek bevond zich onder de vloer een schuilplaats. Het vertrek bevond zich op de eerste verdieping en was het enige vertrek waar een ruimte onder was, daar van alle andere vertrekken op de eerste verdieping de vloeren tegen het plafond van de benedenverdieping lagen. Het vertrek, waar de familie Selder woonde, lag echter boven de waskeuken van het klooster en had de benedenverdieping daaronder een lager plafond. De schuilplaats was toegankelijk door de bodem van een muurkast. Deze schuilplaats was absoluut onvindbaar.

Razzia's
Majoor Matthaeas deed op 15 december 1944 een oproep. In deze oproep dreigde de “Abschnittscommandant von Roermond” alle mannelijke inwoners van Roermond en Maasniel in de leeftijd van 16 tot 60 jaar met strenge straffen, indien zij zich niet meldden vóór 18 december 1944 om 17.00 uur. Niemand wilde zich melden voor registratie en voor controle der 'Ausweise', zoals majoor Matthaeas had gelast. Dus volgden er meer razzia's. Tijdens deze razzia’s waren meerdere mannen aanwezig in de schuilplaats op de eerste verdieping van de school op het Schoolpad.

De vader van Mathieu Sevenich beschreef de gebeurtenissen in het najaar van 1944: In verband met de veelvuldige razzia's door de Duitse Fallschirmjäger, maakten wij onder de vloer van de kleuterschool een schuilplaats. Als wij overdag moesten vluchten zaten wij bij elkaar in deze schuilplaats. De toegang bevond zich in een muurkast. Er moest een luikje geopend worden. Wij kwamen dan tussen de vloer en het plafond van de benedenverdieping. Dwars door deze schuilplaats liep van boven naar beneden een buis, vermoedelijk een afvoerbuis van de waterleiding. Naast deze buis bevond zich een opening waardoor we konden zien wie er aanwezig was in de kamer onder onze schuilplaats. Meestal zaten wij 's nachts met 10 tot 15 personen in deze schuilplaats. Een van de eerste nachten die ik doorbracht in de schuilplaats was ook V aanwezig. V werd door de rivierpolitie gezocht vanwege vermoedelijke diefstal van graan en konijnen. Daarom was hij ondergedoken. Hij verbleef twee nachten in de schuilplaats. Omdat het omstreeks Kerstmis redelijk rustig was betreffende razzia's ging ik twee dagen voor Kerstmis niet meer naar de schuilplaats. ik sliep gewoon in de kelder van de meisjesschool.

Verraad
De verrader V, verdacht van plundering, werd op het Schoolpad opgepakt. Onderweg begon hij met de Fallschirmjäger aan te pappen en hij vertelde dat hij een stel onderduikers wist te zitten. Daar was hij de eerste kerstnacht achtergekomen. De Fallschirmjäger stonden onder leiding van Johnnie Hay en de Fahnenjunker Pettke. Zij vroegen verlof aan de Feldwebel der Feldgendarmerie, om de man mee te mogen nemen, omdat deze man de schuilplaats wist van een stel onderduikers. Zodoende keerde de verrader samen met de Fallschirmjäger terug naar het Schoolpad. Op het Schoolpad werden op aanwijzing van V in de nacht van 25 op 26 december tien mannen en jongens uit hun gezamenlijke schuilplaats gehaald in de meisjesschool aan het Schoolpad.
De vader van Mathieu beschreef dit als volgt: In de bewuste nacht van 25 op 26 december 1944 werd omstreeks middernacht op de deur geklopt en vervolgens gebonsd waarbij ook iets werd geroepen wat ik niet kon verstaan. De deur werd opengemaakt en ik hoorde dat het Duitsers waren en vluchtte meteen weg via een andere kelder. De mannen die een Ausweis hadden bleven achter in de kelder. Na een poosje gingen wij weer terug omdat wij meenden dat alles veilig was. Wij hoorden boven roepen: 'Kommen sie heraus oder wir schiessen'. Dit werd enige malen herhaald. Wij hoorden dat de personen die in de schuilplaats verscholen zaten eruit werden gehaald.

Opgepakt
In de schuilplaats hadden op het moment van verraad onder andere de volgende personen onderdak gevonden: de twee broers Thijs en Wicher Oljans, Louis Uphus die verloofd was met een zusje van de broers Oljans, Mathieu Sevenich en Jantje Tobben die allebei amper zestien jaar waren, Willem Jongen, Lambert Janssen, Willem Winters en Hubertus Selder. Géén van deze mannen of jongens was lid van een of andere illegale organisatie. Toevallig kwamen zij bijeen in deze prima schuilgelegenheid.
W.Scheffer, de moeder van Hubertus Selder was in het lokaal aanwezig: Omstreeks één uur in de nacht werd ik wakker door bonzen op de deur en roepen: 'Die Tür aufmachen'. Ik had geen tijd de deur open te maken toen deze al werd opengeslagen met geweerkolven. Er waren drie of vier Duitsers, die de kamer binnen kwamen en riepen: “Die Männer raus”. Zij gingen regelrecht naar den muurkast en wierpen een zak aardappelen van de schuilplaats. Een der Duitsers stootte met de kolf van het geweer door de vloer der schuilplaats. De mannen moesten uit hun schuilplaats komen en gingen in een kring in onze kamer zitten. Vervolgens werden zij weggevoerd.

Het persoonsbewijs van Mathieu Sevenich.


(F039)

Zij werden overgebracht naar de woning van de textielhandelaar Huizen aan de Nassaustraat, alwaar de Ortskommandantur van de Oberleutnant Paul Küppers gevestigd was. Daar zaten al meerdere personen in arrest, die allemaal om een of andere gezochte reden waren gearresteerd.

Executies
Dinsdag 26 december, tweede kerstdag, werden twaalf mannen en jongens gefusilleerd, vlak over de grens op Duits gebied onder Elmpt. De Duitse assistentarts, Wilhelm Moll, ging mee om vast te stellen of de veroordeelden ook werkelijk dood waren voordat zij begraven werden in het door henzelf gedolven graf. De Fallschirmjäger, die deel uitmaakten van het vuurpeloton, kregen een fles cognac mee, die zij ter plaatse leegdronken nadat hun beulswerk verricht was. Deze fles smeten zij bovenop de doodgeschoten twaalf mannen. Toen werd het graf dichtgegooid en met de grond gelijk gemaakt.
Woensdag 27 december ’s avonds kwamen weer enkele Duitsers op dezelfde plaats met twee jonge mannen. De een was Hubertus Selder en de ander was de Pool. Ook zij werden dood geschoten.


(F039)