Fuchs, Peter Joseph

Geboren op 16 mei 1899 in Müllenborn (Eifel, Duitsland).

Fuchs, Peter Joseph

Gefusilleerd op 46-jarige leeftijd bij de Duitse grens bij grensovergang Elmpt op 26 december 1944.

Arrestatie
Peter Joseph Fuchs was de bedrijfsleider van Smeets Meelfabrieken te Roermond


(F001)

Hij was Duitser van geboorte en bezat de Duitse nationaliteit. Hij werd herhaaldelijk opgeroepen als soldaat, maar door zijn werk als bedrijfsleider werd dit steeds uitgesteld. Op 4 september moest Fuchs zich melden op de Ortskommandantur te Roermond, omdat hij onmiddellijk in militaire dienst moest.
Fuchs ging zich niet melden, maar dook onder bij vrienden aan het Stationsplein.
Toen op 11 november Roermond werd gebombardeerd, kon Fuchs niet langer bij zijn vrienden blijven. Hij kwam terecht bij de zusters Carmelitessen aan de Venloseweg te Roermond. Zijn vrouw en kinderen hadden daar al sinds 4 september onderdak gevonden. Men was beducht voor represailles van de Duitsers in verband met het niet opkomen voor militaire dienst van Fuchs.
In de nacht van 23 op 24 december was er weer eens een razzia op de Venloseweg en ook het klooster der zusters Carmelitessen kreeg bezoek van de op mannen jagende Fallschirmjäger. Fuchs probeerde te vluchten en raakte daarbij gewond. Hij werd gearresteerd en gaf een valse naam op aan de soldaten. Fuchs werd overgebracht naar de Ortskommandantur. Hij kwam bij de andere mannen terecht.

Naar de dokter
Op 1e kerstdag 1944, ’s morgens om 6 uur, zaten er in totaal 28 personen in één kamer opgesloten.
Op dinsdag 26 december werden ’s morgens om een uur of zeven de tien gearresteerden van de meisjesschool aan het Schoolpad ook in deze kamer ondergebracht. Deze mensen hebben toen verklaard, dat zij door de Duitsers en de Nederlandse verrader uit hun schuilplaats waren gehaald.
Die dag, dinsdag 26 december, moesten Frans Denis, Jan van der Beek, Louis Janssen en Jacob Tobben en de gewonde Peter Fuchs (op een draagbaar) naar de Stabartz Hammel brengen in het klooster der Redemptoristen aan de Kapel in het Zand. Aan de overweg nabij de Halfwegsteeg moest de gewonde Peter Fuchs proberen te lopen, maar dat ging niet.
Jan ver der Beek beschreef dit als volgt: Omstreeks 15.00 uur moesten wij Peter Fuchs op een draagbaar brengen van de woning van Huizen in de Nassaustraat naar het Klooster van de Paters aan de Kapel in het Zand. Daar was een Duitsche dokter in het noodlazaret. Een Duitscher en een burger met den Rooden Kruisband moesten met ons mee. Aan den overweg nabij de Halfwegsteeg moesten wij de draagbaar neerzetten. De Duitsche soldaat zei toen tegen Peter Fuchs: “Das Stückchen kannst du wohl laufen, nicht?” Waarop Peter Fuchs zei: “Das kann ich nicht, ich habe solche Schmerzen”. Toch moest Peter Fuchs lopen. Peter Fuchs steunde zich een tiental meters op de schouders van Frans Denis en mij, waarna hij in elkaar zakte. Hij ging op de rand van de draagbaar zitten en zei: “Ich kann nicht mehr”. Vervolgens mochten wij Peter Fuchs weer dragen.

In het klooster ging de Duitser, die hen begeleid had, eerst alleen naar de dokter en vervolgens kwam hij Fuchs halen terwijl ook de Rode Kruis man mee moest. De Duitser zei toen nog tegen de dragers, dat twintig man van hun kamer zouden worden doodgeschoten, als een van hen weg zou lopen. Op de vraag van Jan van der Beek aan Frans Denis of zij allemaal zouden weglopen, zei Frans Denis dat zij dit niet moesten doen.
Daarna kwamen Peter Fuchs met de Duitser en de Rode Kruisman terug, terwijl dokter Hammel bij hen was. Toen hij weer op de draagbaar wilde gaan liggen, zei dokter Hammel dat hij moest lopen, omdat hem niets mankeerde. Steunend op de schouders van Frans Denis en Jan van der Beek ging Peter Fuchs voetje voor voetje tot aan het Schoolpad. Op de hoek van dit pad kwam een Duitse soldaat uit het hotel “ Het Gouden Kruis”, en zei tegen de Duitse bewaker: “Sie behandeln diesen Menschen wie ein Hund”, waarna de begeleider van de gevangenen zei: “Befehl ist Befehl”. Nabij de kleuterschool, toen Fuchs niet verder kon, mocht hij op de draagbaar gaan liggen. Zo ging het terug naar de woning van Huizen.

Veroordeelden moesten te voet richting Elmpt
Toen Jan van der Beek en Maria Kotenko terugkwamen in de kamer waren een uur eerder de anderen opgehaald onder bevel van de Oberjäger Johnny Hay. De Fallschirmjäger hadden de schoppen bij zich, die de veroordeelden nodig hadden om hun eigen graf te graven. Alleen de gewonde Fuchs werd per wagen vervoerd. De andere veroordeelden moesten de schoppen zelf dragen.
Een paar van de echtgenotes hadden al aan de Fallschirmjäger gevraagd of ze hun man mochten spreken. Telkens werd hun verteld dat het op dat moment niet kon en dat ze maar terug moesten komen.
A. Smeets beschreef dit in haar proces-verbaal: Daar wij geen rust hadden en vreesden dat onze mannen inmiddels zouden worden weggevoerd, gingen wij wederom naar Huizen. Op den hoek van de Gulickerstraat echter kwam een vrouw, die ons zei: “Daarginds gaan mannen onder geleide van Duitschers, daar zijn die van u misschien bij”. Wij liepen toen door de Mauritsstraat naar de Minister Beversstraat en zagen daar onze mannen onder bewaking van gewapende Duitsche Fallschirmjäger wegvoeren. De meeste mannen droegen een schop, doch mijn man niet. Om deze troep liepen zwaar gewapende Duitsche Fallschirmjäger. We zijn de mannen gevolgd tot in Maasniel, daarna ben ik wederom teruggekeerd naar de kinderen.

Executies
Dinsdag 26 december, tweede kerstdag, twaalf mannen en jongens werden geëxecuteerd, vlak over de grens op Duits gebied onder Elmpt. De Duitse assistentarts, Wilhelm Moll, ging mee om vast te stellen of de veroordeelden ook werkelijk dood waren voordat zij begraven werden in het door henzelf gedolven graf. De Fallschirmjäger, die deel uitmaakten van het vuurpeloton, kregen een fles cognac mee, die zij ter plaatse leegdronken nadat hun beulswerk verricht was. Deze fles smeten zij bovenop de doodgeschoten twaalf mannen. Toen werd het graf dichtgegooid en met de grond gelijk gemaakt.
Woensdag 27 december ’s avonds kwamen weer enkele Duitsers op dezelfde plaats met twee jonge mannen. De een was Hubertus Selder en de ander was de Pool. Ook zij werden dood geschoten.


(F001)