Persoonlijke verhalen uit de frontstad Roermond (8)

Openbare leven - oktober 1944

Het werd steeds moeilijker om de noodzakelijke levensbehoeften bij elkaar te krijgen. Men kon, indien nodig, eten halen bij de gaarkeuken Een liter erwtensoep kostte 25 cent. Ook brood was steeds lastiger te krijgen want de Duitsers sloten enkele bakkerijen. De overgebleven bakkerijen moesten het overnemen. Steeds meer producten waren op. Indien er in een winkel weer iets te krijgen was dan was de voorraad zeer gering en vaak roofden de Duitsers het. Broeder Wendel: ‘3 oktober: De oorlog mag en kan niet lang meer duren vanwege de voedselvoorziening. Vandaag weer een paar honderd kilo aardappelen gekregen maar er gaan ook 500 kilo per dag doorheen. Bij de nieuwe bonnen van de noodkaarten is behalve snoep voor kinderen boven de 4 jaar nu ook geen kaas, kaarsen en waspoeder meer op de bon te krijgen. Ons wasgoed wordt niet meer gewassen en we moeten dus in een vuil ‘hummetje’ rondlopen. En zo wordt het ieder uur beroerder. De moffen gappen alles.’

Ook bij de zusters van de Ursulinen werd geroofd: ‘Er kwam een Duitse onderofficier, die een ‘Lager’ moest maken voor 85 soldaten. Er moest ook gekookt worden. Weldra brandde de grote keukenkachel en dampten (onze) ketels. De volgende morgen stond de voordeur open. Het klooster was weer leeg en onze ketels waren weg.’

Tot overmaat van ramp werd ook het vee geroofd. Grote kuddes koeien en schapen werden naar Duitsland gevoerd. Enkele boeren probeerden hun vee veilig onder te brengen. J. Groenendaal: ‘Ook koeien zijn onderduikers geworden. Wij hoorden van een mijnheer die 5 koeien had proberen onder te brengen bij particulieren. Op verschillende plaatsen was het ook nog gelukt. En zo is er toch nog humor.’

Een zuster van de Ursulinen was op pad gegaan voor voedsel kwam terug met geweldig nieuws: ‘De zuster was naar Asselt gegaan en verraste ons bij thuiskomst met het nieuws, dat de boeren de koeien mochten behouden, en de ontvoerde koeien in de respectievelijke stallen teruggezet moesten worden. Omdat – schrik niet – zo’n plundering niet toegestaan mocht worden op Duits gebied, en daar behoorden Roermond en omstreken immers toe.’

Intussen hadden de bedrijven opdracht gekregen om alle aanwezige goederen te inventariseren. Men vreesde dat de Duitsers de goederen zouden ophalen en zo gebeurde het ook. De rijwielfabriek op de Kapellerlaan was een van de getroffen bedrijven. Alles wat in beslag genomen werd was nauwkeurig op een lijst ingevuld, maar de rijwielfabriek had er verder helemaal niets aan.

In beslag genomen goederen (Eric Munnicks)

Op 31 oktober kwamen de Duitsers terug op hun eerder genomen besluit en werd het vee alsnog in beslag genomen. J. Groenendaal:‘De boeren moesten al hun vee afstaan. De Duitsers hadden blijkbaar weer vergeten, dat wij Duits gebied waren! Er viel niets tegen te doen. De berooide boeren zwegen en balden de vuist in de zak.’

De voedselvoorziening werd in de volgende maanden steeds moeilijker.