Persoonlijke verhalen uit de frontstad Roermond (6)

Ingelijfd bij Duitsland - september/oktober 1944

De oostelijke Maasoever was ingelijfd bij Duitsland zowel 'politisch als verwaltungsmässig'. Roermond was Duits en kreeg ook een Duitse burgemeester, genaamd Lorenzen. De Roermondenaren dreven in het begin de spot met deze inlijving. Een zuster van de Ursulinen schreef: ‘Voor dag en dauw werden we door ondeugend lachende gezichten gelukgewenst. Op de vraag waarom? Het verbluffende antwoord: We zijn Duitsers geworden. Het staat aangeplakt en we hebben een Duitse burgemeester, den Heer Lorenzen. We behoren tot de kring Düsseldorf. Het schaterlachen was niet van de lucht. U ziet dus hoe blij we waren, als medeburgers in het grote vaderland te zijn opgenomen.’

De Roer en de Maas werden als belangrijke natuurlijke verdedigingslinies gezien. Er moesten loopgraven en tankgrachten gegraven worden. De Westwall moest verder uitgebreid worden. De mannelijke bevolking werd opgeroepen om te komen graven. De animo was laag. Duitse arbeiders en duizenden mannen en vrouwen uit Oost-Europa, de zogenoemde ‘Ostarbeiter’, werden aangevoerd om dit gigantische karwei te klaren. Deze Ostarbeiter werden ondergebracht in grote gebouwen in Roermond. Ze werden zeer slecht behandeld. De bevolking van Roermond kreeg medelijden. Ze brachten boterhammen, sigaretten, tabak en kledingstukken. Broeder Wendel van het Jozef huis schreef in zijn dagboek over de behandeling van de Ostarbeiter: ‘14 september: Honderden Russen en Duitsers uit Westfalen zijn hier aan het werk. De Russen die hier zijn, zijn half uitgehongerd. ’s Middags krijgen ze een halve liter soep, die ze in potten, kommen of bloempotten moeten halen. Ze houden dan de vinger onder het gaatje van de bloempot om hem dicht te houden. Ze mogen niets aannemen, dan krijgen ze schoppen of klappen van de bewakers. Eén voorbeeld: een Roermondenaar gooide het klokhuis van een appel weg. Een Rus zag dat en wilde het oprapen. Dit werd gezien door een Duitser en hij schopte de Rus zo hard in de rug dat men dacht dat hij de ruggegraat zou breken.’

Ost embleem (Eric Munnicks)

Steeds meer Ostarbeiter doken onder. Zo ook twee vrouwen bij J. Wolters in Merum. Op 25 oktober meldden zich twee SA mannen op het gemeentehuis in Herten. Zij vroegen burgemeester Souren om met hen mee te gaan. Zij moesten naar de woning van J.Wolters in Merum. Hij was thuis. E. Souren verklaarde hierover na de bevrijding: ‘De Duitsers vroegen mij in het Duits of ik Wolters wilde vragen of hij Russische meisjes in huis had. Wolters ontkende dat. De Duitsers zeiden toen tegen Wolters: ‘zeg ons maar of je ze hebt, er gebeurt jou niks’. Wolters bleef ontkennen. De grootste Duitser trok zijn revolver en zei dat Wolters naar buiten moest gaan. De andere Duitser was nog in de woning en vond twee Russische meisjes.’

J. Wolters werd door de Duitsers neergeschoten. Volgens hen probeerde hij te vluchten. P. Schalley van het Rode Kruis bracht de zwaargewonde Wolters naar het ziekenhuis. Hulp mocht echter niet meer baten, hij overleed uren later aan zijn verwondingen.