Excellentie, Dames en Heren,
70 jaar geleden was het hier een hele andere dag. Op 10 mei 1940 werden om 01.30 uur op de Kapellerlaan de eerste schoten van de oorlog gelost, toen een Nederlandse patrouille bij een versperring argwaan kreeg en in een vuurgevecht terecht kwam met een Duits overvalcommando (de groep Janowski).
De Maas werd hier verdedigd door het 17e Grensbataljon en 2e Compagnie 3e Bataljon 41e Regiment Infanterie. Dienstplichtigen, die weliswaar reeds geruime tijd gemobiliseerd waren, maar vooral bezig waren geweest met het aanleggen van versterkingen. De opdracht was de verkeersbrug bij Roermond en de Spoorbrug bij Buggenum te beveiligen en te vernietigen indien noodzakelijk. Daarna moest de linie aan de Maas zo lang mogelijk worden verdedigd.
Als we iets meer met een militair oog naar deze eenheden keken, waren ze niet alleen slecht geoefend, maar de bewapening was ook, eufemistisch gezegd, schaars en antiek. Voor de vier compagniën waren slechts 12 zware mitrailleurs, 1 anti-tankkanon en drie stukken infanteriegeschut aanwezig, waarvan het zwaarste kaliber uit 1880.
De Duitsers vielen aan met o.a. het 74e Infantrie Regiment van 19e Infantrie Division, overvalcommando’s die de bruggen bij verrassing moesten nemen en een pantsertrein. Wat elders in Nederland vaak wel lukte, gebeurde echter in Roermond niet. De Duitse verrassing faalde, de bruggen werden gesprongen en de Maas gedurende enige uren, zonder eigen artillerie, luchtsteun of reserves hardnekkig verdedigd. De prijs was hoog, aan Nederlandse zijde sneuvelden naar schatting 35 militairen en minstens even zo vele werden gewond.
Voor sommigen is geschiedenis tekst in oude boeken, voor mij is het een onafgebroken bron van lessen die we moeten kennen om ze niet steeds weer te hoeven leren en de prijs hiervoor te betalen. Voor mij persoonlijk zijn drie lessen niet over het hoofd te zien.
In de eerste plaats ben ik trots als Regimentsoudste van het Regiment Limburgse Jagers hier te mogen staan. De beide eenheden die hier vochten zijn sterk verbonden met het huidige Regiment. Waar de eenheden hier in 1940 de eerste waren die vochten, is het 42e Bataljon vaak als eerste ingezet in brandhaarden en is tevens het meest ingezette bataljon van de Nederlandse krijgsmacht in vredesmissies. Zo dient het bataljon nu ook weer als de kern van de Battlegroup in Afghanistan. De traditie wordt dus voortgezet.
In de tweede plaats worden wij verbonden door de offers die worden gebracht. Zowel nu als in de meidagen 1940 moeten soldaten hun leven riskeren en kameraden zien sneuvelen. Het verschil is echter niet alleen dat in mei 1940 sprake was van dienstplichtigen en nu van beroepsmilitairen, het verschil is ook dat onze mannen en vrouwen nu goed zijn uitgerust en niet moeten vechten met gebonden handen, zoals onze kameraden in 1940 moesten doen. In dat opzicht hoop ik dat we die les hebben geleerd, maar ik weet niet zeker of we dat in de nabij toekomst niet alsnog zullen vergeten
Maar de belangrijkste les is dat we nooit mogen vergeten stil te staan bij het offer dat hier is gebracht. Dit offer was nodig omdat de wereld te laat optrad tegen een vijand die haat predikte boven verzoening, rassen verdeelde in plaats van met elkaar verbond, toeliet dat homoseksuelen werden gediscrimineerd, hele volksgroepen demoniseerde en ieder respect voor de menselijke waardigheid uit het oog had verloren. Het is aan ons, hier verzameld om ervoor te zorgen dat zoiets nooit meer gebeurd. En dat is niet iets wat anderen voor ons moeten doen, maar wat wij zelf leidraad moeten laten zijn in ons dagelijks leven. Dus niet omkijken bij zinloos geweld, elkaar verantwoordelijk houden voor onze daden, gastvrijheid bieden aan mensen die de vrijheid wordt ontnomen en respect betonen voor anderen. Dat is wat wij verschuldigd zijn aan degenen die hier hun offer hebben gebracht.
Generaal-majoor de Kruif
Regimentsoudste van het Regiment Limburgse Jagers.