Kazernes in Roermond

Roermond heeft een interessante en uitgebreide militaire geschiedenis. De laatste kazerne, Ernst Casimir kazerne, werd in april 1992 gesloten.

Wie was Ernst Casimir?
De naam Ernst Casimir is nauw verbonden aan de militaire geschiedenis van Roermond. Hij werd geboren in Dillenburg op 22 december 1573 en sneuvelde voor de poorten van Roermond op 4 juni 1632. Hij was graaf van Nassau-Dietz. Zijn vader, die Johan de Oude genoemd werd, was graaf van Nassau-Dillenburg. Zijn moeder, Elisabeth, was landgravin van Leuchtenberg. Hij werd achtereenvolgens opgeleid aan de hofschool te Siegen, Hepborn, Basel en Genève.
Omstreeks Pinksteren, in 1632, verzamelde zich op de Mookerheide een leger van 3.000 ruiters en 17.000 man voetvolk onder leiding van prins Frederik Hendrik. Het eerste doel van deze legermacht was de verovering van Venlo. Daarna wilde hij door naar andere steden stroomopwaarts aan de Maas. Venlo en Straelen vielen al op 3 juni. De voorhoede, met als commandant graaf Ernst Casimir, was al op 2 juni Venlo gepasseerd. Zij waren al ver gevorderd en op 2 juni stonden zij al voor de wallen van Roermond. Op 3 juni overwoog het stadsbestuur van Roermond om zich over te geven. Een dag later stuurde Ernst Casimir een trompetter naar de stadspoort om de capitulatievoorwaarden te overhandigen. Deze waren heel gunstig voor Roermond. Later op die dag, 4 juni, ging Ernst Casimir op inspectietocht langs de loopgraven. Ernst Casimir sneuvelde tijdens deze inspectie doordat een verdwaalde musketkogel hem in het hoofd trof. Dit gebeurde nabij de huidige Kapellerlaan. Burgemeester Bosmann van Roermond vreesde dat Frederik Hendrik de capitulatievoorwaarden zou wijzigen, ongunstig voor Roermond. Deze vrees bleek ongegrond. Doordat verdere verdediging van de stad geen uitzicht bood, werd op 5 juni de overgave van Roermond getekend. Het Spaanse garnizoen mocht vertrekken richting Rijnberk aan de Rijn. Op Kermiszondag, 6 juni, trok prins Frederik Hendrik Roermond binnen.
Het lijk van Ernst Casimir werd gebalsemd en in Leeuwarden begraven.

Eerste kazerne in Roermond
Op 26 juni 1814 nam Koning Willem I een besluit. In dat besluit was geregeld dat het stadsbestuur moest zorgen voor onderdak voor soldaten en stalling van paarden. Het Rijk stond de gebouwen af aan de stad. Deze gebouwen mochten enkel en alleen als kazerne worden gebruikt. Onderhoud kwam op rekening van de stad. De stad leverde ook de bedden. Een bed bestond toen uit: een krib van dennenhout, een matras gevuld met paardenhaar, een strozak (het stro werd twee keer per jaar vervangen), een hoofdpeluw (kussen), twee bedlakens (deze werden maar eenmaal per maand verschoond) en dekens (’s zomers één en ’s winters twee dekens, één keer per jaar gewassen).
Naast het bed was een kribbekast van twee planken voor de ransel en de kleding. Haken voor de patroontas, sabel en/of de bajonet en twee spijkers om de schoenen aan te hangen. In het midden van de kamer hing een plank om brood op te leggen. Als in de kamer gegeten moest worden dienden er ook nog tafels en banken te zijn. Iedere compagnie had in de winter één verwarmd vertrek.
Het garnizoen in Roermond bestond in de regel uit twee escadrons cavalerie, soms veldartillerie en zo nu en dan een of meerdere compagniën infanterie.
Als kazernes waren vanaf 1815 verschillende gebouwen in gebruik:
- het oude Munsterklooster nabij de Munsterkerk
- het kazernegebouw aan de Hamstraat, nieuw gebouwd omstreeks 1855


(F001)

- enkele schuren en stallen die vroeger onderdeel waren van de Munsterabdij
- een vleugel van de vroegere rechtbank in de Pollartstraat
- de griffiestal van het voormalige Hof van Gelre (op de plaats van het voormalige Huis van Bewaring in de Pollartstraat)
- de “infirmerie” (ziekenzaal) aan de Veldstraat, het oude seminarie van vóór 1795
- het schip van de Minderbroeders kerk als hooi- en stromagazijn.
Verder werd een oude toren van de stadsmuur aan de huidige Willem II singel gebruikt als opslagplaats voor buskruit.
De stad Roermond kon aan 900 man onderdak bieden en indien noodzakelijk kon dat uitgebreid worden tot 1.200 man. Dan moest men het niet te nauw nemen met de voorschriften.
In 1861 liet de gemeente een stal voor 46 paarden bouwen nabij het Munsterplein. Iets later kwam een nieuwe rijstal (manége) aan de Kloosterwandstraat.
Aan het bestaan van een eigen garnizoen kwam in 1922 een einde met het vertrek van de staf van de 2e Infanteriebrigade, het 1e bataljon en de 3e en 4e compagnie van het 3e Infanteriebataljon, het mitrailleurpeloton en de depôtcompagnie van het 13e Regiment Infanterie.

Ernst Casimir kazerne
Op 29 maart 1938 werd Roermond weer garnizoensstad. Omdat de Ernst Casimir kazerne nog in aanbouw was werden de Nederlandse militairen van het 17e Regiment Infanterie ondergebracht aan de Molenweg.
De overdracht van de nieuwe Ernst Casimir kazerne vond plaats op 8 augustus 1939. Kolonel de Jong en burgemeester Reymer onthulden een monument op het voorterrein van de kazerne. Het monument was een geschenk van de gemeente Roermond. De Nederlandse militairen hebben er niet veel plezier van gehad. Op 10 mei 1940 namen de Duitsers hun intrek in de gloednieuwe kazerne.


(F001)