deel 5, week 2 - 2015

Door: Hein van der Bruggen

Na de maandenlange bombardementen en beschietingen die veel slachtoffers hadden geëist, de razzia’s, de executies en de deportaties dreigde aanvang januari voor alle inwoners van Roermond de evacuatie. De Maas en de Roer waren immers voor de bezetter de verdedigingswal bij uitstek geworden als laatste linie voordat de geallieerden Duitsland zouden kunnen bereiken. Met de uit Frankrijk en België gevluchte troepen en een nieuw geformeerd parachutistenleger was al in september1944 in korte tijd een effectieve verdedigingsmacht opgebouwd. Die had nu ook het voordeel dat de aanvoerlijnen uit Duitsland kort waren geworden, terwijl de geallieerden nog steeds afhankelijk waren van aanvoer uit Normandië. Bij hun verdediging werden de Duitsers geholpen door het weer. De herfst van 1944 was uitzonderlijk nat en de daarop volgende lange winter extreem koud met veel sneeuw. De opmars van de geallieerden vanuit de in september 1944 in Brabant gerealiseerde corridor naar de Maas had, vergeleken met het tempo van de verovering van Frankrijk en België, al veel tijd gekost. Pas op 22 november bereikten de Britten de Maas bij Roermond.
Voor de Duitse legerleiding was het in een vroeg stadium duidelijk dat op de oostzijde van de Maas een veldslag zou plaatsvinden. Hoofdzakelijk vanuit strategische overwegingen maar soms ook gewoon om de vrije hand te hebben te plunderen werd besloten dat de aanwezige bevolking zou moeten vertrekken. Een probleem daarbij was de chaotische machtsstructuur in het kort daarvoor bij Duitsland ingedeelde gebied. De legerleiding, de in september voor Roermond en Venlo benoemde NSDAP-gouwleiders Florian in Düsseldorf en Schlessmann in Essen, de Höhere SS und Polizeiführer Gutenberger, maar ook de vroegere machthebbers SS-leider Rauter en rijkscommissaris Seyss Inquart waren bij de besluitvorming betrokken, betwistten elkaar bevoegd te zijn of weigerden medewerking. Na de evacuatie van enkele Duitse grensplaatsen volgden medio oktober 1944 Gennep en omgeving. Van lieverlee volgden andere plaatsen in Noord-Limburg totdat uiteindelijk ook in Venlo de evacuatie startte op 14 januari 1945. Vanaf september 1944 waren ook tal van dorpen ontruimd in de zogenaamde ‘Roerdriehoek’, het Duitse bruggenhoofd tussen de Maas en de Roer met Roermond als noordelijkste punt en Susteren aan de andere zijde. Er hadden daar en in Roermond ook interne evacuaties plaatsgevonden waarbij de bevolking naar andere delen van de eigen woonplaats had moeten verhuizen.
De enkele dreiging van evacuatie naar onbekende verre oorden was voor velen een zware klap. Bij alle ellende die men tot nog toe had doorstaan, had iedereen voor ogen gehouden dat de geallieerden en dus de bevrijding nabij waren. Nu zou men huis en haard moeten verlaten voor een gevaarlijke en langdurige reis met bovendien een grote kans op plundering van het achtergelaten bezit. In de aanloop had de Venlose oorlogsburgemeester Jo Zanders, de enige nog functionerende burgerlijke autoriteit in de regio, al het mogelijke gedaan om evacuatie te verhinderen en daartoe met alle van belang zijnde Duitse instanties en met de kerkleiding contacten gelegd. In Roermond nam advocaat Theo Peters na verkregen goedkeuring van majoor Matthaeas het initiatief naar Düsseldorf te gaan om daar aan Duitse gezagsdragers en de Zweedse consul een verzoek te overhandigen de evacuatie tegen te houden. De consul zou dat verzoek aan de Zweedse gezant in Berlin moeten sturen om dit aan de Duitse regering te overhandigen. Het verzoek was door vrijwel alle medici in Venlo, Tegelen en Roermond ondertekend. Er werd gewezen op de grote gevaren bij zulke massatransporten, de ontberingen die men zou moeten lijden, het gevaar van epidemieën en het al bestaande gebrek aan voedsel en kleding.
Ook bisschop Lemmens verzette zich hevig. Onder geen enkele voorwaarde zou de evacuatie mogen plaatsvinden. Er werd zelfs een telegram gericht aan de pauselijke internuntius Césare Ortenegro in Berlijn om te bemiddelen. Immers duizenden zouden het slachtoffer kunnen worden. Het telegram van de bisschop sloot af met de woorden: ‘Gott muss helfen’. Ook het Rode Kruis en de illegaliteit werden ingeschakeld om de evacuatieramp te verhinderen. Er is zelfs overleg geweest met de Nederlandse regering in Londen en met het geallieerd opperbevel. Uiteindelijk werd overal medewerking geweigerd en werd ook het alternatief afgewezen om de bevolking door de linies heen naar het al geruime tijd daarvoor bevrijde Zuid-Limburg of naar de westelijke Maasoever af te voeren. Korte tijd voordien was een dergelijke expeditie, evacuatie door de linies, bij Kerkrade wel toegestaan geweest.
Hoe verging het met de voorbereiding van deze volgende ramp in Roermond? Daar stuitten de plannen tot evacuatie nog meer dan elders op felle weerstand. Anders dan bijvoorbeeld in Venlo waren er voldoende voedselvoorraden. Dat was geen argument voor evacuatie. Adviseurs van de bisschop volgden de redenering dat evacuatie in het winterse jaargetijde zou leiden tot een snelle dood van tal van mensen. Medewerking aan evacuatie zou gelijk staan aan moord. Geconfronteerd met het onherroepelijke karakter van het evacuatiebevel moest mgr. Lemmens echter besluiten medewerking te verlenen en zelf met de evacués mee te gaan.
Het evacuatiebesluit voor Roermond werd definitief op 15 januari, daags nadat de burgers van Venlo hun stad moesten gaan verlaten. Gelet op de penibele ligging van de Limburgse Oost-Maasregio is de beslissing tot evacuatie achteraf bezien de beste geweest. Zou in dit gebied en dus ook in Roermond de verwachte veldslag zijn geleverd, dan had dit kunnen leiden tot een totale ondergang.
Op zondag 21 januari moest in Roermond de ontruiming moeten starten. Het bevel daartoe werd overal in de stad aangeplakt. De bevolking zou naar Groningen en Friesland gaan. De Roermondenaren zouden te voet naar Brüggen moeten gaan om daar de trein te nemen. De bekendmaking bevatte het dreigement: ‘Volgens uitdrukkelijk bevel zal na de beëindiging van de evacuatie niemand meer in de gemeente Roermond mogen verblijven. Overtreders stellen zich aan zeer groote moeilykheden en zeer zware straffen bloot’. Als geruststelling was eraan toegevoegd dat de aanwezige mannen ongemoeid het Duitse gebied zouden kunnen passeren en met hun gezinnen de gemeente van opname zouden kunnen bereiken. Op die 21ste januari, een stralend zonnige winterdag, bleek er nauwelijks animo voor evacuatie te zijn. Daarop werd het westen van de stad straat voor straat uitgekamd. De bewoners moesten, ook al waren zij niet gereed voor vertrek, ‘innerhalb einer halben Stunde antreten’. De evacuatie werd voor allen een lange tocht vol ontberingen naar een ongewisse toekomst. En opnieuw werd het voor de inwoners van Roermond een operatie met veel slachtoffers.