deel 4, week 1 - 2015

Door: Eric Munnicks

Op 30 december hadden zich ongeveer 2800 mannen gemeld om te gaan werken. De reis ging via Brüggen en Dülken richting Wuppertal. Zij werden daar onder slechte omstandigheden ondergebracht in het ‘Durchgangslager für Fremdarbeiter am Giebel’. Teveel mensen in te kleine barakken. De werkzaamheden waarvoor de mannen zich konden aanmelden, waren heel divers van aard. Zo was er vraag naar bakkers, timmerlui, schilders, enz. Er werd onderling overlegd en het gebeurde vaker dat enkele vrienden zich gezamenlijk aanmelden voor hetzelfde werk. Op die manier probeerden ze als groep bij elkaar te blijven.

Sef Parren beschreef de omstandigheden in het kamp als volgt: ‘We zijn met veel te veel mensen bij elkaar in een houten barakje. Van slapen zal wel niet veel komen daar ik ternauwernood de ruimte heb om te zitten. Benen uitstrekken is volstrekt onmogelijk. Op enkele vierkante meters zaten, lagen en hingen we met 20 man. De armen, benen en lichamen vormden een onontwarbare chaos. Van ongeveer 21 uur tot ’s morgens 5 zag ik geen kans mijn beide voeten, dus ook de benen meer dan een centimeter te verroeren. Mijn zitvlak rustte tussen de koffer van Lambert en mijn rugzak. Verder lag ik zo goed mogelijk achterover met als hoofdkussen Lamberts hoofd. Het was meer dan onmogelijk en je begrijpt gewoon niet dat er dan toch nog in zulke omstandigheden de kans is om even te dutten. Gisteren bleek reeds dat de WC in een onbeschrijflijke toestand verkeert. Het zijn lange varkenstroggen in een schuurtje. Een verdere beschrijving durf ik niet te geven. Vandaag is er geen drinkwater wat een afschuwelijke kwelling betekend. Niet wassen, niet drinken, het is ongelooflijk.’ Op 5 januari werd hij ingedeeld bij de Reichspost in Düsseldorf. Hij werd ondergebracht in een leeggehaald museum, met 110 mannen in een grote zaal. De omstandigheden waren er redelijk goed. Er was elektrisch licht en centrale verwarming. Om te slapen was er stro op de grond gelegd.

Ook Harry Hovens bevond zich in het kamp toen op 10 januari enkele timmerlui gevraagd werden. Samen met een aantal vrienden meldde hij zich aan voor dit werk. Zij kregen een voorlopige pas uitgereikt en werden naar het station gebracht. Van daaruit ging de reis richting Wermelskirchen. Na de gebruikelijke ontsmetting kwamen zij in een Gaststätte terecht. De ontvangst was vriendelijk. De biljartzaal was als slaapzaal ingericht, er lagen circa zestien matrassen op de grond. Zij kregen distributiekaarten uitgereikt waarmee een rantsoen brood, boter, kaas, vlees en rookwaren verkrijgbaar was. Omdat zij heel hongerig waren gingen ze in het centrum van Wermelskirchen op zoek naar een bakker. Daar haalden ze het maximale rantsoen brood en genoten ervan. De dag erna werden ze naar een werkplaats gebracht om raamkozijnen te maken voor door bombardementen beschadigde huizen. De kozijnen werden door hen naar de huizen gebracht en geplaatst. Overal werden ze goed ontvangen, maar op één plaats kreeg alleen hun begeleider ‘s middags een kom soep aangeboden. Die vroeg aan de bewoners of ze ook soep had voor zijn werklui. Heel stellig antwoordde de huisvrouw: ‘Nee, dat zijn partizanen, zij krijgen niets!’ Het geloof in de nazipropagandaleuzen was er dus nog steeds.

Antonius Stroucken was vrijwilliger bij het Rode Kruis, afdeling Roermond. Tijdens zijn werkzaamheden op 19 januari 1945 werd hij getroffen door granaatsplinters. Hij overleed aan zijn verwondingen. Zijn vader was te werk gesteld in Duitsland. Zijn moeder wilde hem niet in een brief vertellen dat hun zoon overleden was. Zij schreef een brief naar de pastoor van Wuppertal: ‘Ik heb een heel treurig verzoek aan U. Mijn man is nu een maand in Wuppertal Elberfeld. Intussen is onze zoon, de enige die we hadden, dodelijk verongelukt. Hij deed zijn plicht als gewondenverzorger toen hij getroffen werd door granaatsplinters en overleed. Ik krijg het niet op papier om het aan mijn man te laten weten. Hoe moet ik zoiets verschrikkelijks in een brief schrijven, ik weet het niet. Zou U mijn man kunnen opzoeken en het hem langzaam vertellen. Zou U tevens aan de Hauptmann van het kamp kunnen vragen of mijn man naar huis mag komen. Ik sta momenteel helemaal alleen met al mijn verdriet.
Of de vader van Antonius inderdaad naar huis mocht is helaas niet bekend.

Tijdens de werkzaamheden in Duitsland kwam er een briefwisseling tussen de tewerkgestelden en hun familie in Roermond op gang. Bernard Bruins was ook tewerkgesteld en schreef meerdere brieven naar huis Hij moest sneeuwruimen, dag in dag uit: ‘ik was blij te vernemen dat jullie het goed maken. Ons leven is nog steeds hetzelfde. Veel in de rij staan voor eten, veel lopen naar het werk en dan maar sneeuwruimen. Dan op de weg en dan aan het spoor. De hele dag op de been. Eten ook staande. Dat veroorzaakt koude en natte voeten. We hebben gelukkig sinds een aantal dagen stro om op te slapen en een kachel die ’s avonds aan kan. De eerste dagen was het eten nog goed maar nu is het een stuk minder.
Over en weer was men natuurlijk blij met het nieuws via deze brieven.

Het tijdstip van de terugkomst van sommige Roermondse mannen was afhankelijk van meerdere factoren. Zo werden er tijdens de werkzaamheden ook mensen ziek. Op 10 januari werd een ziekentransport samengesteld. Zij werden naar Roermond vervoerd en kregen een Bescheinigung mee waarin stond dat ze zich bij terugkeer moesten melden bij de Ortskommandant. De Roermondenaren die werkzaam waren bij de Reichspost, onder wie ook Sef Parren, kregen op 10 maart een Marschbefehl uitgereikt. Sef moest zich gaan melden in Groningen, een reis van 140 kilometer die meerdere dagen duurde. Eenmaal aangekomen bij het postkantoor in Groningen kreeg hij te horen dat hij door moest reizen naar Leeuwarden. Samen met Anny, die geëvacueerd was naar Wijntjeterp, kwam hij later terug naar Roermond. Harry Hovens beleefde de bevrijding in Wermelskirchen op 15 april. Nadat de steden en dorpen in Duitsland, waar de Roermondenaren werkten door de geallieerden veroverd waren, reisden de meesten weer af richting Roermond. De meesten kwamen tijdens de maanden april en mei weer thuis in hun weliswaar bevrijde maar zwaar beschadigde en gevaarlijke vaderstad.