deel 3, week 52 - 2014

Door: Hein van der Bruggen

De dagen rond Kerstmis ’44 en het daaropvolgend Nieuwjaar behoren tot de meest dramatische uit de geschiedenis van Roermond. De fronten van de strijdende partijen bleven in die tijd ongewijzigd. Geallieerden aan de westzijde van de Maas en Duitsers aan de oostzijde. Op tal van plekken hadden beide partijen mijnenvelden aangelegd om te verhinderen dat de tegenstander de eigen stellingen zou kunnen belagen. De beschietingen over en weer bleven aanhoudend plaatsvinden, telkens met veel persoonlijke en materiële schade. Aan Duitse zijde was hard gewerkt aan de aanleg van tankgrachten en loopgraven als onderdeel van de Westwall, dit alles vanuit de verwachting dat binnenkort in en om Roermond een grote veldslag zou plaatsvinden. Men wilde Roermond ‘bis zum letzten Mann und bis zur letzte Patrone‘ verdedigen. Zover kwam het niet. Maar vele andere rampen kwamen er wel.
De jacht op weerbare mannen (in de leeftijd van zestien tot zestig jaar) leverde te weinig resultaat op. Dat gold ook voor de herhaalde oproepen zich te melden. Op 15 december riep majoor Matthaeas alle mannen op zich uiterlijk op 18 december te melden, dit onder de bedreiging dat iedereen die zich niet zou melden, als partizaan neergeschoten zou worden. Ook aan die oproep werd nauwelijks gevolg gegeven. Om de bevolking te intimideren werd in de nacht van 21 op 22 december een aanslag gepleegd op het bisschoppelijk paleis in de Paredisstraat. Bisschop Lemmens was in de ogen van velen de enige leider van de Roermondse gemeenschap die nog weerstand kon bieden tegen de bezetter. De schade aan het bisschopshuis bleef beperkt tot de vernieling van de voorgevel.
De bereidheid van Nederlanders om verraad te plegen heeft de ellende in de stad aanzienlijk verergerd. Zo werd op Eerste Kerstdag de dief D.V. gearresteerd. Op veel plekken had hij zijn slag geslagen. De verdenking was aanvankelijk dat Duitsers dat hadden gedaan. Bij onderzoek bleek V. de dader te zijn. V. bood aan om aan te wijzen waar een groot aantal onderduikers was. Hij bracht de Fallschirmjäger naar de meisjesschool aan het Schoolpad. Daar werden inderdaad tien mannen en jongens aangetroffen, een willekeurige groep van onderduikers. Zij werden gearresteerd en overgebracht naar de Ortskommandantur aan de Nassaustraat. Het waren Johannes Hanno, Lambertus Janssen, Willem Jongen, Thijs Oljans, Wiecher Oljans, Hubertus Selder, Mathieu Sevenich, Jan Tobben, Louis Uphus en Willem Winters. Daags daarna werd een jonge Pool, van wie slechts de voornaam Frans bekend is, door verraad ontdekt. Ook hij werd naar de Nassaustraat overgebracht. Een ander slachtoffer was Josef Fuchs, bedrijfsleider bij Smeets Meelfabrieken, die in de nacht van 23 op 24 december bij een razzia was gevonden in het Carmelitessenklooster. Kort voor Kerstmis was er ook een razzia in de Rijks HBS geweest. Lodewijk Claessens was daar samen met zijn vader en twee broers gearresteerd. Hij heeft nog gepoogd te vluchten, maar werd opnieuw vastgenomen en weer naar de Ortskommandant gebracht. En in de kerstnacht werd de onderduiker Frans Denis, een vluchteling uit ’s-Hertogenbosch, bij een razzia in de Luikerstraat (nu Limburgsestraat) opgepakt. Na schertsprocessen werden alle veertien genoemde mannen door Matthaeas ter dood veroordeeld. Op Tweede Kerstdag werden twaalf van hen doodgeschoten aan de rand van het Elmpterwald. Hubertus Selder en de Pool Frans volgden dat lot daags daarna. Zij allen moesten zelf hun graf graven.
Enkele dagen later volgde nog een executie in het Elmpterwald. De Roermondenaar R.H., een fanatieke NSB’er en nationaalsocialist, werd zonder enige vorm van proces op een gruwelijke wijze om het leven gebracht, vermoedelijk wegens ongeoorloofd wapenbezit.
Op 28 december werden het vonnis en de executies van de veertien veroordeelden in Roermond bekend gemaakt. Dit maakte een verpletterende indruk. Bij die bekendmaking werd de mannelijke bevolking opnieuw opgeroepen om zich bij de Ortskommandantur te melden, nu uiterlijk op 30 december om 16.00 uur en met de mededeling dat wie daar niet aanwezig zou zijn zonder aanzien des persoons bij ontdekking doodgeschoten zou worden. Ongeveer 2800 mannen gaven gevolg aan deze oproep. Aangekomen in de Nassaustraat liet Mathaeas hen enkele uren letterlijk in de kou staan. Na lang wachten zette de lange stoet zich in beweging. Zonder enige verzorging, voedsel of drank ging het te voet naar het veertig kilometer verderop in Duitsland gelegen Dülken waar men ’s morgens rond 5.30 uur op de wielerbaan aankwam. Daar in de open lucht en in de sneeuw mochten zij uitrusten. Pas om 3 uur ’s middags ging de groep naar een leegstaande fabriek. Niet onvermeld mag blijven dat de bevolking van Dülken hen daar verzorgde met witte bonensoep met spek. Op de eerste dag van het nieuwe jaar moesten zij in alle vroegte ‘antreten mit Gepäck’ voor een reis per trein naar Wuppertal. De trein bestond uit ongeveer veertig veewagons. In Wuppertal werden de meesten na enkele dagen te werk gesteld, maar vaak ook elders in Duitsland. Deze deportatie heeft vele slachtoffers, ook dodelijke, tot gevolg gehad.
In Roermond was de sfeer na de executies nog grimmiger geworden. Zo ontdekte Oberfeldwebel Willy Held, een van de criminele medewerkers van Matthaeas, samen met zijn Roermondse trawanten S.E. en J.D., en opnieuw dankzij verraad, op 27 december een groep van negen onderduikers in een woning aan de Scheidingsweg. Allen werden gearresteerd, naar Duitsland afgevoerd en in Wuppertal te werk gesteld. Een van hen overleed er als gevolg van de erbarmelijke leefomstandigheden. Op diezelfde dag was er een huiszoeking bij de redemptoristen. Daar werd pater G. van den Heuvel vastgenomen. Hij heeft zijn gevangenschap niet overleefd. Op 29 december viel het genoemde trio binnen bij de familie Tobben aan de Heinsbergerweg. Drie zonen werden daar gevangengenomen. Op 29-30 december was het huis van René Höppener op de Steenweg aan de beurt. Dat resulteerde in de arrestatie van diens vrouw Thea. Zij overleefde het kamp Hunswinckel waar zij op 11 april werd bevrijd. Van de zeventien Roermondse gevangenen in dat kamp kwamen er elf om het leven.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van het voortdurende terreurregime van de bezetter.
Nog steeds was er voor Roermond geen enkel zicht op verbetering van de situatie.