deel 12, week 9 - 2015

Door: Eric Munnicks

De bevrijding van Roermond liet niet lang meer op zich wachten. In de middag van de 27e Februari werd het Combat Command Reserve van de 8e Armoured Division afgelost door soldaten van de Amerikaanse 15e Cavalry Group. Op 28 februari kregen de Amerikanen het bericht binnen dat de Duitsers zich terugtrokken uit Roermond. Inmiddels werden ten zuiden van Roermond voorbereidingen getroffen om naar die stad op te rukken. De militairen van de 15e Cavalry Group kregen opdracht om richting Roermond op te rukken. Ze moesten de weg en de berm vrij maken van mijnen. Maar de grote vraag was of er nog vijandelijke troepen in Roermond aanwezig waren?
Om 21.30 uur vertrok een gevechtsgroep bestaande uit infanteristen en engineers vanuit Linne. Majoor Billy Hudson, stafofficier van het squadron, behoorde tot deze groep: ‘Ik ging mee met C-Troop. Door de vele mijnen en prikkeldraadversperringen konden we pas om 23.30 uur de Roer bij Hattem bereiken. Er werden luisterposten ingericht. Na enkele uren arriveerden er rubberboten.’

De Amerikaanse troepen hadden niet genoeg brugslagmateriaal beschikbaar. In de vroege ochtend van de 1e maart kregen het 17e en 15e Cavalry Squadron opdracht om via Montfort naar Arsbeck te rijden waar wel een brug over de Roer beschikbaar was. Na de passage van de Roer reden de colonnes via Herkenbosch in de richting van Roermond en Venlo.
Onderweg was er regelmatig oponthoud door mijnen. Enkele voertuigen reden op mijnen waardoor er aan Amerikaanse zijde slachtoffers vielen. In totaal werden hierbij vier Amerikanen gedood, terwijl drie jeeps en een tank vernield werden.
Zuidelijk hiervan verplaatste het 15e Cavalry squadron gesteund door de verkenningsafdeling van de Amerikaanse 35e Infantry Division via Herkenbosch en Melick in de richting van Roermond. Ook hier was veel oponthoud door mijnen.
Om 06.30 uur stak een vijftiental Amerikanen over de brokstukken van de Roerbrug aan de Maastrichterweg de Roer over. De bevrijding van Roermond werd daarmee ingezet. De Amerikanen trof een verlaten stad aan. De eerste burgers die uit hun schuilplaatsen kwamen werden ondervraagd. Die gaven aan dat de Duitsers de stad de avond ervoor verlaten hadden nadat ze nogal wat vernielingen hadden aangericht. Vincent Von Henke behoorde ook tot de eerste bevrijders van Roermond. Hij had zich op 28 februari moeten melden in de kelder van de vernielde Sodafabriek: ‘in de kelder van de vernielde fabriek bij Merum kreeg ik bevel om later die avond samen met ‘Troop B’, onder commando van kapitein Hamsley, op te rukken naar de Roer. In de vroege ochtenduren van 1 maart gleed ik via he glibberige wegdek van de opgeblazen brug aan de Maastrichterweg naar beneden. Via de brokstukken baande ik mij een weg naar de andere oever. Op de andere oever stond ik, koud en nat, even stil. Amerikaanse infanteristen in rubberbootjes roeiden de Roer over. Aan de rand van een pleintje lag een groot gebouw met op de deur een groot rood kruis geschilderd. In het gebouw trof ik alleen maar vrouwen en kinderen aan. Allemaal waren ze koud en bang. In het Duits vroeg ik hun of ze Duitse soldaten hadden gezien. Het duurde even voordat ze begrepen dat ik geen Duitser was maar een Amerikaan.’

In de loop van de ochtend bereikte de eerste colonne van het 15e Cavalry Squadron de stad en vertoonden zich meer Amerikaanse militairen in het centrum van Roermond. Voor de bevrijding van Roermond werd geen schot gelost maar de verwoestingen in de stad waren enorm.
Een inwoner die de bevrijding meemaakte bij de Eiermijn: ‘over de Roer hoorden wij de Amerikaanse tanks. ’s Morgens tegen zevenen stonden plotseling vier militairen bij de poort. Verdorie, weer groenen. Nee maar! En wat droegen die snoeshanen eigenaardig hun geweer. Niets voor een Duitser. En zo’n losse onverschillige houding, die paste evenmin bij hen. Zou het dan toch? Ja warempel daar klonk al hun ‘Hello, we are American soldiers.’ En dan begint me daar zo’n boomlange vent met een zwart snorretje ineens perfect Duits te praten. Een lichte twijfel, bij de gedachte aan bedrog, joeg even door ons heen, maar maakte een moment later plaats voor absolute zekerheid dat we met Amerikanen te doen hadden. Hun perfecte uitrusting, dat prachtige leerwerk, die keurige schoenen. En dan niet te vergeten, het beste kenmerk van de echte Amerikaan, hij kauwde kauwgum. Dus, de bevrijding was er.

Het feit dat Roermond bevrijd was werd vermeld in binnen- en buitenlandse kranten. Op zaterdag 3 maart verscheen er een extra editie van de Maas- en Roerbode. In deze uitgave werd een eerste indruk beschreven over de situatie in de stad Roermond: ‘Roermond en Venlo in Geallieerde handen. Eerste indrukken van de bevrijde Bisschopsstad. Straten en pleinen lagen vol puin. Het huisvuil, dat sinds maanden niet meer was opgehaald, was op straat gegooid. Gordijnen wapperden uit de kapotte ruiten. De winkelstraten lagen doods en verlaten. Roermond leek een dodenstad.’

De Engelse krant ‘The Daily Telegraph’ berichtte ook over de bevrijding: ‘Krefeld, Roermond en Venlo bevrijd. Het Amerikaanse negende leger rukte op richting Roermond en Venlo en omzeilde zo de Duitse verdedigingslinies bij de Maas.’

Het bleef nog heel lang levensgevaarlijk in en om Roermond. Het merendeel van de huizen was beschadigd en soms zelfs compleet vernield. De versperringen die de Duitsers in de straten hadden aangelegd waren voorzien van boobytraps. Verder lagen er talloze mijnenvelden, sommige herkenbaar en sommige ook niet. Vanuit Horn kwamen Roermondenaren terug richting stad. Eenmaal over de brokstukken van de Maasbrug wilde iedereen zo snel mogelijk naar huis, zo ook dhr. Stappers: ‘Stappers was bijna thuis, maar ……… zijn rechtervoet kwam op de rand van een bomtrechter op een mijn. Een geweldige knal maakte me wakker uit mijn overpeinzing. Ik zag mannen hard teruglopen en vlak bij me een zwarte rookkolom van enkele meters hoog. Ik kon op dat moment niet begrijpen dat Stappers rustig bleef zitten. “Hé kerel, kom terug, daar is het gevaarlijk”, riep ik. Wie het zei weet ik niet meer, maar het suisde alsmaar in mijn oren: “een been eraf, een been eraf”. En inderdaad. Wel een dure tol voor de overtocht. We durfden geen stap verder. Stappers zei niets maar zijn ogen smeekten om hulp. Snel werd hem een lijn toegeworpen. Zo werd de ongelukkige op zijn rug liggend tien meter door grint en puin voortgesleept. Terug naar Horn dat was het enige dat erop zat.’

De Duitsers hadden zich terug getrokken maar het zou nog heel lang duren voordat het overal in Roermond en omgeving weer veilig was. Pas in het najaar van 1946 kon de explosievenopruimingsdienst bevestigen dat Roermond en Maasniel vrij van mijnen en ander gevaarlijk wapentuig waren. Desondanks kwamen nog in september 1949 twee tuinmannen die in dienst van de gemeente Roermond waren, Barend Uiterwijk en Philip Coenen, om het leven toen zij ter hoogte van de voormalige H. Geestkerk een daar achtergebleven landmijn raakten.