Door: Hein van der Bruggen
Op 10 mei 1940 werd Roermond binnen amper twaalf uren veroverd. Dat veroorzaakte forse materiële schade, vooral als gevolg van het opblazen van de Maasbrug, de spoorbruggen over de Roer en de Maas en de Rode Brug. Maar de stad zelf en ook haar inwoners hadden geen relevante verliezen en er was relatief weinig oorlogsgeweld. Een bevelvoerend Duits officier sprak op die eerste oorlogsdag de historische woorden: ‘Das ist ja nur ein Operette Krieg’, toen hij leiding gaf aan de beschieting vanaf de Roerkade op het naar de overzijde van de Maas gevluchte Nederlandse leger. Die constatering was wrang, te meer omdat de verdediging van de stad aan zeker veertien Nederlandse soldaten het leven heeft gekost, terwijl aan Duitse zijde toen naar schatting honderd soldaten nabij Roermond, vooral bij de oversteek van de Maas, gesneuveld zijn.
Nadien is de zware Britse bom die in de nacht van 12 op 13 april 1942 in het centrum van Herten viel, het eerste ernstige incident nabij de stad geweest. Het gevolg was zeven doden, een groot aantal gewonden en verwoesting van veel huizen.
In september 1944 begon de lijdensweg van zes maanden naar de bevrijding op 1 maart 1945. Bombardementen en beschietingen hebben toen grote aantallen slachtoffers geëist. Onvoorstelbaar veel huizen, bruggen en wegen zijn vernield. Nog steeds kent Roermond nooit behoorlijk herbouwde plekken van verwoeste gebouwen, zoals in de Munsterstraat, de Veldstraat en de Pollartstraat.
Voor het Duitse leger werd in de loop van de maand februari de handhaving van de positie noordelijk van de Roer onmogelijk, zeker nadat de Roerdriehoek veroverd was door de geallieerden en het Amerikaanse leger aan de oostzijde de Duitse steden Erkelenz en Hückelhoven dreigde in te nemen. Het Duitse opperbevel zond in die dagen wanhopige berichten naar Berlijn om toestemming te krijgen tot terugtrekking achter de lijn Beesel-Niederkrüchten. Na herhaalde weigeringen van Hitler om hierop in te gaan, gaf deze in de late avond van 27 februari ‘schweren Herzens’ toe. Daags voor de terugtrekking en in de nacht van 28 februari werd overal nog een visitekaartje van de bezetter achtergelaten. Zo moest de stedelijke telefooncentrale eraan geloven. De waterkrachtcentrale van de ECI ging de lucht in. Ook de meelmolen van Smeets werd beschadigd. Nog bestaande bruggen werden vernield. Over de stad hing een mist van stof. Maar wat algemeen het meest betreurd werd, was het opblazen van de kathedraal, niet alleen de centrale kerk van het bisdom Roermond, maar ook het meest in het oog springende monument van de stad. Tijdens de voorafgaande maandenlange bombardementen had de kerk, die als uitkijkpost voor het Duitse leger diende, al veel te lijden gehad. Vanaf 17 november 1944 lag de kathedraal onder het bereik van de geallieerde artillerie. De toren en de rest van de kerk werden toen al zwaar beschadigd. Duitse soldaten hadden bovendien de ingemetselde kluis laten springen waardoor de beide sacristieën verwoest waren. Op 28 februari rond het middaguur werd de toren die voorzien was van een enorme hoeveelheid dynamiet, opgeblazen. De toren, het dak, de gewelven van het middenschip en de zijbeuken stortten daardoor in. Veel van de inventaris en de kunstschatten werd vernield. Deze brute daad is later door een gezaghebbende Duitse krant gekenschetst als ‘Ein bedrückendes Kapitel deutscher Vergangenheit’.
Met de Munsterkerk dreigde hetzelfde te gebeuren. Die kerk was al zwaar beschadigd. Ongeveer dertig voltreffers hadden dit monument geraakt. Een steunbeer aan de noordzijde was weggeslagen. Daken en torens waren zwaar beschadigd. Bomscherven hadden grote gaten in de mergelwand geslagen. Gelukkig kon de laatste bevelvoerende Duitse officier met behulp van veel sterke drank ertoe bewogen worden dit monument niet op te blazen. Hij gaf tijdig aan zijn manschappen een tegenbevel. Ook bij de Heilig Hartkerk lukte het om de officier van het Sprengkommando over te halen niet tot opblazen over te gaan.
De kerken van Maasniel, Asenray en Boukoul konden niet gered worden. De Laurentiuskerk was al begin januari 1945 vol met dynamiet gestouwd. Op 28 februari liet een zestal laveloze Duitse militairen die kerk in de lucht vliegen. Omdat de toren op het middenschip viel, werd de kerk, die deels uit 1775 dateerde, onherstelbaar verwoest. Vrijwel de gehele inventaris, die deels uit de zestiende en zeventiende eeuw stamde, ging verloren. Zelfs de bescheiden kerk van Asenray werd door terugtrekkende dronken Duitsers niet ontzien. Deze pas in 1932 gebouwde kerk had al veel te lijden gehad van het oorlogsgeweld. Nadat op 28 februari aan twee zijden de kerk was opgeblazen, bleef er slechts een ruïne over. Ook de St. Theresiakerk in Boukoul leed op 28 februari grote schade toen de kerktoren opgeblazen werd. Voor al deze vernielzuchtige praktijken van het laatste moment heeft geen enkel militair-strategisch doel bestaan.
In Herten dat onder de beschietingen zo mogelijk nog meer dan de stad Roermond te verduren heeft gehad, waren een maand eerder in de nacht van 25 januari de kerk en de watertoren opgeblazen, terwijl in Swalmen de Lambertuskerk op 7 februari door datzelfde lot getroffen was.
Het Duitse leger liet op 28 februari een geruïneerde en ontredderde stad achter. Tijdens de vijf jaren van de oorlog waren ruim 370 inwoners vermoord of door oorlogsgeweld omgekomen of zouden na de bevrijding alsnog ten gevolge van oorlogshandelingen de dood vinden. De slachtoffers van Swalmen en Herten –in elk van beide dorpen ongeveer dertig – zijn daar nog niet bij geteld, hetgeen ook geldt voor de kind-slachtoffers tijdens de evacuatie.
De zwaarst getroffen bevolkingsgroep van de stad, de Joodse gemeenschap, had 85 doden te betreuren. Die klap zijn de Joden in Roermond niet meer te boven gekomen. Het is de belangrijkste oorzaak van de opheffing van hun gemeente in 1986 geweest.
Nooit is beschreven hoeveel Roermondenaren voor de rest van hun leven verminkt of invalide zijn geraakt. En wie niet lichamelijk geraakt was, kende altijd wel het verdriet om het verlies van familieleden, vrienden of bekenden.
Vijf jaar Duits bewind en oorlogvoering hadden opgeleverd dat minstens 25 procent van de woningen zwaar beschadigd was. Veel woningen waren bovendien voorzien van boobytraps of van landmijnen. Overal lag levensgevaarlijke munitie. Talrijke gebouwen, waaronder veel belangrijke monumenten, waren volledig en onherstelbaar vernield. Waar huizen en boerderijen nog overeind stonden, was op grote schaal geplunderd. Gas, elektriciteit en water waren amper nog beschikbaar.
Het was in februari 1945 ook een ontvolkte stad. De actieve mannelijke bevolking was tewerkgesteld op willekeurige plekken in het Duitse rijk. Twaalfduizend mannen, vrouwen en kinderen waren afgevoerd naar de provincies Friesland, Groningen en Drenthe. Tientallen burgers werden nog steeds in gevangenissen vastgehouden. Swalmen en Herten toonden eenzelfde beeld van totale verlatenheid.
De grote veldslag die door de Duitse legerleiding voorzien was, heeft in Roermond gelukkig nooit plaatsgevonden. Toch hebben de intensieve gevechten en schermutselingen die maandenlang Midden-Limburg geteisterd hebben, diepe wonden nagelaten.