Door: Eric Munnicks
De evacués kwamen na een lange voettocht vanuit Roermond aan in Brüggen. Ze werden daar ondergebracht in de pannenfabriek. Er zaten veel mensen op een te kleine locatie en het aantal bleef groeien. Het wachten was op de trein voor het vervoer naar het Noorden, vaak duurde dit meerdere dagen. Eenmaal in de trein ging het richting Friesland, Groningen en Drenthe. Bij aankomst stonden er bijna overal medewerkers van het Rode Kruis om de evacués wegwijs te maken. Vanuit het station moesten ze meestal eerst naar een opvangcentrum. Na de controle van hun gezondheid kregen ze ook een maaltijd aangeboden. De evacués die al een verblijfadres toegewezen hadden gekregen vertrokken naar het opgegeven adres. Indien er nog geen verblijfsadres bekend was, verbleven ze meestal een paar dagen in het opvangcentrum, vaak was dat een schoolgebouw. Daarna werden ze naar een evacuatie-adres gebracht. Er werd geprobeerd om gezinnen zoveel mogelijk bij elkaar te plaatsen. Dit was niet altijd mogelijk want in die tijd waren er nogal wat gezinnen met veel kinderen. Als families en gezinnen gescheiden geplaatst werden, probeerde men evacuatie-adressen in dezelfde buurt te zoeken zodat ze elkaar konden opzoeken. De ervaringen die ze opdeden tijdens de evacuatie, waren zeer verschillend.
De trein waarin J. Groenendaal zat, stopte in Zwolle waar iedereen uit moest stappen. Als een kudde werden de evacués opgedreven naar een Ambachtsschool. In de lokalen stonden schragen met mensen eromheen. Bleke, vervuilde mensen vol onrust en met diepe ernst in hun ogen. Ze kregen allemaal een stuk brood en een reep kaas. Na een uur werd er koude bouillon gebracht voor de kinderen. Daar kregen ze te horen dat ze in Zwolle konden blijven en werden ondergebracht bij de inspecteur van politie. De ontvangst was buitengewoon hartelijk, het leek wel de hemel op aarde. Eindelijk konden ze zich wassen en daarna slapen tussen echte lakens. Een luxe die ze al maandenlang niet meer hadden gehad. Iedereen schikte zich in de omstandigheden evacué te zijn maar het bleef vreemd aanvoelen. Evengoed waren ze heel dankbaar voor de hartelijkheid die ze mochten ontvangen.
Een groep jongens van huize St. Jozeph hadden een minder leuke ervaring. Ze werden naar een school in Drachten gebracht waarin zij in enkele klaslokalen hun onderkomen konden inrichten. De volgende dag vond de ontluizing plaats. Daarvoor moesten ze al hun kleren op de speelplaats leggen. De jongens hadden voor hun vertrek extra kleren gekregen van enkele winkeliers in Roermond. Nu waren ze bang dat hun goede kleren in de grote hoop zouden verdwijnen. Sommigen hielden hun kleren achter en verstopten deze. De klassen waar ze aanvankelijk in woonden, waren nu weer verboden terrein. De situatie werd steeds slechter. Ze moesten de hele dag op de gang doorbrengen waarna ze kaal werden geschoren. Kranten werden in stukken gescheurd en doordrenkt met petroleum. Die stukken moesten de jongens op hun hoofd houden om de hoofdluizen te doden. Met zijn allen zaten ze in een lange rij met hun ruggen tegen de muur. Aan het einde van de gang zat een begeleider op een stoel een verhaal voor te lezen. De jongens mochten ook niet naar buiten. Men was bang voor besmettelijke ziekten. Het was één doffe ellende. Van de plaatselijke overheid hoefden ze geen hulp te verwachten, de gemeentesecretaris vertelde hen dat ze blij mochten zijn dat ze een dak boven hun hoofd hadden.
De familie van Lei Smits bevond zich in Drachten bij de familie Reinders. Het viel op dat hier maar weinig van de oorlog te merken was: ‘het weinige dat we van de oorlog merkten zolang we in Drachten waren, was die ene keer dat er 's middags onder het eten gebeld werd. Het waren Duitsers die op mannenjacht waren, zoals we in Limburg vaak hadden meegemaakt. Het viel ons op dat het er nogal rustig en kalm aan toe ging. De Duitsers vroegen of er "Männer" in huis waren. De heer Reinders bracht de Duitsers naar de woonkamer en zei: ‘hier zijn buiten mij nog vier mannen’ en wees op zijn twee zonen en op Harrie en mij. De Duitsers deden een beetje lacherig en ver¬trokken zonder het huis verder te onderzoeken. Wij vonden het een beetje vreemd; dit waren kennelijk andere Duitsers dan waar wij mee te maken hadden gehad.’
Toen de bevrijding van Roermond een feit was kwamen er ook weer inwoners terug in de stad. Zij inventariseerden eerst de schade aan hun huis en bezittingen en pakten dan de draad weer op. Frans en Jeu Munnicks waren ook al in Roermond terwijl de rest van de familie nog in het Noorden zat. Op 22 april schreven zij een brief naar het evacuatie-adres: ‘Enfin, 2 maart was ik thuis. Ons huis is er tamelijk goed vanaf gekomen. Een granaat is ingeslagen tussen het platte dak en het raam van de kleine slaapkamer. De huiskamer liep onder water als het regende. Was die soms al ingeslagen toen jullie er nog waren? Enfin, het gat in het dak is dicht. Alle ruiten waren eruit. Er staan al enkele nieuwe in. De pannen aan de voorkant waren allen naar beneden geschoven. Heb ik hersteld. Pomp was kapot en is weer gemaakt. En zo in de kamers was het een hopeloze rommel. Ik wist niet waar ik moest beginnen. In een uur tijd was het huis schoon. Ik blij natuurlijk. Opeens kreeg ik 24 Amerikanen ingekwartierd. Ze zijn 10 dagen gebleven. Toen poetsen ……men kan bijna niet zien dat er zoveel in huis gebeurd is. Alles is nog aanwezig. Ja, hoe bestaat het! Ik was er zeer verwonderd over.’
Voordat ze geëvacueerd waren hadden ze de radio onder de vloer verstopt, die was wel weggehaald.
Zwolle werd op 14 april bevrijd. Het verlangen van J. Groenendaal om naar huis te gaan werd haast een obsessie. Op 29 mei kwamen ze in Roermond aan. Ze liepen door de gehavende stad naar hun huis. Het huisraad was voor het grootste deel verdwenen. Het huis was smerig, de gordijnen waren gescheurd en alles was overhoop gehaald. Gelukkig hadden ze linnengoed verstopt onder de zoldervloer waar het nog steeds lag. Het opruimen kon beginnen.
De contacten tussen de evacués en de families bij wie ze ondergebracht waren, werden nog lang onderhouden, vaak tot op de dag van vandaag. Er zijn op die manier, langdurige vriendschappen ontstaan. Al decennia lang vinden er over en weer bezoeken plaats.