Van belegering naar bevrijding

‘Van belegering naar bevrijding’ is een wekelijkse serie van artikelen over Roermond tijdens de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Tot 1 maart a.s. zullen Hein van der Bruggen en Eric Munnicks beurtelings een bijdrage verzorgen.

Van belegering naar bevrijding - deel 1

Door: Hein van der Bruggen

Tijdens de eerste vier jaren van de Tweede Wereldoorlog raakte Roermond nauwelijks betrokken bij serieuze oorlogshandelingen. Bij de snelle overweldiging van de stad op 10 mei 1940 was weliswaar de Maasbrug opgeblazen en waren er onder de Nederlandse verdedigers van de stad doden gevallen. Bovendien was de pas in 1939 in gebruik genomen nieuwe kazerne, gelegen in de Stadsweide, meteen door het Duitse leger bezet. En op een aantal plekken in de stad waren Duitse leger of nazi-instanties gekomen. Zo was het grote woonhuis Swalmerstraat 61 gevorderd door de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei, die daar kantoor ging houden.
Al vanaf het begin van de oorlog nam de Roermondse burgemeester Paul Reymer een meer dan coöperatieve houding aan tegenover de bezetter. Ook was in die vier jaren van de Joodse gemeente niets meer overgebleven. Van de gedeporteerde Joden waren er in 1944 al tachtig vermoord. Tot aan het einde van de oorlog zouden er nog meer de dood ingejaagd worden. Slechts enkele Joden konden onderduiken, helaas met wisselend succes. En van de Joodse vluchtelingen hadden er slechts twee Zwitserland kunnen bereiken. De Roermondse politie liet zich, op enkele gunstige uitzonderingen na, weinig aan de slachtoffers van de vervolging gelegen liggen. Zowel Reymer als politiecommissaris Odekerken zagen halverwege 1943 in dat zij meegewerkt hadden aan kwaadaardige praktijken van de bezetter. Beiden traden in dat jaar af. Na hun vertrek kwamen het stadsbestuur en de leiding van de politie geheel in handen van NSB’ers. Vooral het nieuwe hoofd van de politie Toon Roselle voerde een waar schrikbewind waar velen het slachtoffer van zijn geworden.
In de stad was de NSB het hoogste woord gaan voeren onder het motto: ‘veer höbbe de mach’! In 1944 steeg haar ledental zelfs tot ruim 550, een fors aantal. De plaatselijke krant, De Nieuwe Koerier, was na mei 1940 overgegaan op door de bezetter geïnspireerde berichtgeving, terwijl de leiding van de krant als ‘Indisch’ gijzelaar was afgevoerd. Roermondse burgers waren voor hun nieuwsvoorziening aangewezen op illegale bladen als Trouw en Het Parool en op de berichtgeving via de radio. Dit laatste alleen als de eigenaar erin geslaagd was zijn toestel te verstoppen.
Het leven was in de loop van de tijd voor iedereen onaangenamer geworden ten gevolge van de distributie van eerste levensbehoeften. Maar wie niet wilde letten op al hetgeen er gebeurd was en op de schaarste, kon denken dat het allemaal wel meeviel en dat de oorlog nog lang kon duren.
Aan die droom kwam een einde bij de landing van de geallieerden op 6 juni 1944 in Normandië. Binnen enkele maanden waren Frankrijk en België bevrijd. Al op 13/14 september veroverden de Amerikanen Maastricht. Roermondse radiobezitters hoorden hoe in de Limburgse hoofdstad het Wilhelmus gespeeld werd. Iedereen was blij en ervan overtuigd dat het nog maar enkele dagen kosten voordat de Duitsers verdreven zouden zijn. Niets was echter minder waar.
Op 30 augustus had Hitler bevolen om de Duitse westgrens te verstevigen. De oostzijde van de Maas – en dus ook Roermond – werd daarom op 9 september administratief ingelijfd bij Duitsland. Kort daarvoor was de NSB-burgemeester Lensing gevlucht. Sindsdien was er een Duitse burgemeester.
Roermond lag aan het begin van een aantal Duitse verdedigingslinies, de Westwall. Ten westen van de stad lag de Maas-Stellung met daarachter naar het oosten o.a. de Maas-Rur-Stellung, en de Rur-Stellung. Samen met de Maas en de Roer bleven die Stellungen lange tijd vrijwel onneembaar.
Op 17 september 1944 startte het geallieerde offensief Market Garden. Hoewel het einddoel Arnhem niet veroverd kon worden, werd wel een groot deel van Noord-Brabant bevrijd. Vanuit hun corridor in Brabant drongen de Britten en Canadezen op richting Maas. Weert werd al op 21 september bevrijd. Bij de nadering van het front werd Roermond een prooi voor bombardementen. Het eerste vond plaats op 6 oktober. De doelen waren de Maasbruggen en het station. Helaas werden die vaak niet getroffen, maar wel veel huizen en andere gebouwen. Het grootste bombardement vond plaats op 11 november. Er vielen 33 burgerslachtoffers en veel vaak monumentale panden werden geraakt. Het was een zinloos bombardement want de Maasbrug was al eerder onherstelbaar geraakt en de spoorverbindingen waren niet meer intact.
De bevolking werd vanaf september opgeroepen om ‘vrijwillig’ mee te werken aan Schanzarbeit, het graven van loopgraven en het oprichten van versperringen. Tal van razzia’s op volwassen mannen volgden elkaar op. Wijken die in het schootsveld zouden kunnen liggen, moesten ontruimd worden. Eind november werd het bevel over de stad overgenomen door de wrede majoor Ulrich Matthaeas met zijn Fallschirmjägerregiment Hübner. Hun komst was het begin van ongekende terreur.
Voor de fanatieke parachutisten van Matthaeas waren de in de stad aanwezige mannen een bedreiging. Zij vreesden dat die mannen hen, zou het tot een veldslag met de geallieerden komen, in de rug zouden kunnen aanvallen. En ook de overige bevolking zat hen in de weg. Op 15 december waren er de eerste geruchten over een evacuatie van de bevolking naar Noord-Nederland. Opnieuw verscheen een oproep aan alle mannelijke bewoners om zich te melden. De stad werd het toneel van prikkeldraadversperringen en spoorrails die waren uitgebroken om straten te versperren. Belangrijke verbindingen zoals het viaduct op de Venloseweg en de Stenen Brug waren al begin december opgeblazen. Bewoners mochten hun huizen niet meer afsluiten en op veel plaatsen moesten huizen via de kelders verbonden worden zodat de Duitsers zich ongezien konden verplaatsen. Dagelijks vonden heftige artillerieduels plaats tussen de Britten en Canadezen ten westen van de Maas en de Duitsers aan de oostzijde. Bij Maalbroek, Spik en Asenray stond de Duitse artillerie opgesteld om de geallieerde posities tussen Horn en Roermond met granaatvuur te beschieten.
Vanaf september waren velen, vooral mannen, gearresteerd en in Duitsland gevangen gezet.
Vooralsnog zag de strijd er voor Roermond in december 1944 hopeloos uit. Er was nauwelijks beweging in de fronten en er bestond geen vooruitzicht dat de situatie snel zou verbeteren. Tot de bevrijding in maart 1945 had Roermond nog een lange weg te gaan.