John Benjamin Anderson werd geboren op 10 maart 1891. Hij was de zoon van Deense immigranten, Carl Christian Anderson en zijn vrouw Louisa Simonsen Anderson. Na zijn schooljaren op de Butler County school ging Anderson in 1910 naar de militaire academie West Point in New York. Hij slaagde op 12 juni 1914 en werd meteen benoemd tot 2e luitenant bij het korps Field artillery.
(F053)
Veel van zijn toenmalige klasgenoten werden in de Tweede Wereldoorlog, net als Anderson, benoemd tot generaal. Zoals bijvoorbeeld: Carl A. Spaatz, Brehon B. Somervell, Frank W. Milburn, Harold R. Bull, Vicente Lim, Harry C. Ingles, Jens A. Doe, Robert W. Crawford, Ralph Royce, Orlando Ward or James L. Bradley.
Anderson werd toegewezen aan het 6th Field Artillery Regiment en overgeplaatst naar El Paso in Texas waar hij samen met zijn eenheid diende aan de Amerikaans-Mexicaanse grens gedurende de Pancho Villa Expedition.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Anderson met de 6th Field Artillery naar Frankrijk gezonden. Hij deed gevechtservaring op in de Sommerville sector, ten zuidoosten van Nancy, in oktober en november 1917. In het voorjaar van 1918 diende hij met de British Expeditionary Forces in Ypres, België. Hij werd bevorderd tot adjudant van de 1st Artillery Brigade en overgeplaatst naar de noordelijke sector van Toul in Frankrijk. Niet veel later werd hij weer teruggeplaatst naar het 6th Artillery Regiment, hier werd hij eerst commandant van een batterij en daarna stroomde hij door en werd bataljons commandant tijdens de gevechten bij Cantigny.
Kapitein Anderson vloog terug naar Amerika op 15 mei 1918 en meldde zich bij het Army War College. Hier werkte hij op de historische afdeling. Op 3 juli werd hij bevorderd tot majoor (in opleiding) en kreeg als standplaats Fort Sill, Oklahoma. Hij werd instructeur van de Field Artillery School. Hij deed hier dienst tot oktober en werd toen bevorderd tot luitenant kolonel (in opleiding) en weer overgeplaatst naar Washington bij de afdeling Field Artillery. In de jaren 1923 en 1924 was hij commandant van de 83 Field Artillery. gedurende deze periode maakte hij kennis met Miss Sue Palmer, dochter van rechter en Mrs. George C. Palmer uit Columbus, Georgia. Ze trouwden in 1924 en pakten hun spullen voor Andersons tweede overzeese standplaats, dit maal in Manila op de Fillippijnen, als bataljons commandant bij de 24 Field Artillery. Ze verbleven in Manilla tot 1927.
Van september 1927 tot en met juni 1928 studeerde Anderson aan het Army War College in Washington, D.C. en werd daarna toegewezen aan de War Department General Staff waar hij tot 1932 deel van uit maakte. Vanuit zijn functie bij de generale staf werd hij als U.S. vertegenwoordiger naar Geneve gestuurd voor deelname aan de internationale conferentie voor zieke en gewonde soldaten en krijgsgevangenen. Deze vond plaats in 1929.
In 1932 kwam hij in Fort Gragg terecht bij de 13 Field Atillery Brigade. Vervolgens werd hij als instructeur ingedeeld in Fort Leavenworth, Kansas. In 1935 werd hij bevorderd tot luitenant kolonel. In juli 1938 werd Anderson geplaatst bij de staf van de Artillery in Washington, D.C., als chef van de afdeling personeel.
Tweede Wereldoorlog
In november 1941 werd hij als brigadier generaal (in opleiding) benoemd tot artillerie divisie commandant van de 2 Infantry Division. Deze divisie was gestationeerd in Fort Sam Houston in Texas. In juni 1942 verliet hij de 2 Infantry Division om als commandant de 102 Infantry Division op te zetten en op te leiden in Camp Maxey in Texas. Op 1 juli werd hij bevorderd tot kolonel en op 4 augustus al werd hij Major General (in opleiding). De 102 Infantry Division was op 15 september klaar om ingezet te worden. Anderson diende met deze divisie tot december 1943. In diezelfde maand werd het XVI Corps opgericht en Anderson werd benoemd tot commandant van deze divisie in januari 1944. Ze kregen hun wintertraining in Watersmeet Township, Michigan en werden vervolgens naar Europa gestuurd om deel te nemen in de gevechten. Het XVI Corps nam deel in de Rijnland operatie onder bevel van 9 US Army. Het XVI Corps onder commando van Major General John B. Anderson bevrijdde Roermond. Anderson werd ereburger van de stad Roermond en een gedeelte van de Maastrichterweg werd omgedoopt tot Andersonweg, naar hem vernoemd.
Onderscheidingen:In zijn militaire loopbaan had Anderson meerdere onderscheidingen ontvangen:
(000)
1e rij (van links naar rechts):
- Army Distinguished Service Medal
- Legion of Merit
- Bronze Star Medal
2e rij:
- Mexican Service Medal
- World War I Victory Medal
- Army Occupation of Germany Medal
- American Defense Service Medal
3e rij:
- American Campaign Medal
- European-African-Middle Eastern Campaign Medal
- World War II Victory Medal
- Army of Occupation Medal
4e rij:
- Officer of teh Legion of Honor (France)
- French Croix de Guerre 1939-1945
- Grand officer of the Dutch order of Orange Nassau
- Belgian Croix de Guerre 1940-1945
Anderson werd in oktober 1945 opgevolgd door Major General Thomas D. Finley als commandant van het XVI Corps. Hij vloog terug naar Amerika. Vanwege gezondheidsredenen ging hij op 30 juni 1946 met pensioen. Op 1 september 1976 is John Benjamin Anderson op 85-jarige leeftijd overleden en begraven op Arlington National Cemetary. Zijn vrouw Sue Palmer Anderson overleed in 1991 en is bijgezet in het graf van John B. Anderson.
(F001)