In de eerste maanden van 1940 waren de Duitse voorbereidingen voor de inval in Nederland, België en Frankrijk in volle gang. Het Duitse opperbevel wilde de bruggen over de Maas onbeschadigd in handen krijgen. Voor dit doel werd een commandogroep samengesteld die twee á drie uur voor de uiteindelijke Duitse inval al de grens over mocht. Deze Duitse soldaten hadden Nederlandse uniformen aan en moesten op deze manier proberen de wachtposten bij de bruggen te overmeesteren en op die manier het opblazen van de bruggen voorkomen.
Twee belangrijke spoorbruggen lagen in de buurt van de Kapellerlaan, namelijk de spoorbrug over de Roer en de doorlaatbrug direct daarachter.
Sergeant Rutters was al op 9 mei om circa 21.00 uur naar zijn commandopost gestuurd nabij de spoorbrug over de Roer. Hij moest van 1e luitenant Duysens de hele nacht op zijn post blijven en waken. Net voor middernacht kreeg Rutters bericht van ordonnans Kleinendorst dat de boomversperringen bij Herkenbosch en Vlodrop zouden worden aangebracht. Het geluid van de ontploffingen werd tussen 00.00 en 01.00 uur waargenomen.
Order en tegenorder
01.20 uur. De Hoofdopzichter der Fortificatiën, Ouwerkerk, arriveerde met zijn manschappen op de Kapellerlaan bij de commandopost van luitenant Duysens. Ouwerkerk kreeg daar het bevel om de verhakking te stellen. Op aandringen van Duysens was in het begin van de avond, aan de bewoners van de huizen nabij de spoorbrug, al medegedeeld dat ze misschien moesten evacuëren. Het beste voor hen was, als ze met hun kleren aan gingen slapen. Als ze bericht kregen om de huizen te verlaten moesten ze alle ramen openzetten en daarna vertrekken naar hun evacuatie adres.
De burgerbevolking werd gewaarschuwd om de huizen te verlaten. Nadat dat was geschied veranderde de Hoofdopzichter eigenhandig de slagsnoerleiding. Ik streek juist de windlucifer af, toen er een ordonnans aan kwam hollen, roepende dat de verhakking nog niet gesteld mocht worden. De ontsteking werd weer beveiligd en alle aanwezigen begaven zich naar de commandopost om nadere opheldering te verkrijgen.
(Verslag van sergeant Oele, vernielingsdetachement)
In het verslag van 1e luitenant Duysens staat vermeld “Ik sprong op mijn fiets en heb teruggebeld, teneinde dit bericht te controleren. Inderdaad mocht ik de verhakking niet stellen”. De aanleiding en herkomst van deze tegenorder is nergens beschreven en dus niet meer te achterhalen.
Vreemde patrouille
Het was intussen 01.45 uur en er had zich al een grote menigte van zowel officieren als manschappen verzameld bij de commandopost. Over de Spoorlaan kwam een colonne soldaten aangelopen. Sergeant Oele stond op dat moment bij de spoorwegovergang en beschreef de situatie.
Het was een heldere nacht en betrekkelijk licht. Ik stond bij de spoorwegovergang, die juist gesloten was, omdat er een trein uit de richting Sittard passeren moest. Onmiddellijk vielen mij verschillende merkwaardige feiten op aan deze soldaten, die gekleed waren in de uniformen van de Nederlandse militaire politie.
1. de eigenaardige slome tred
2. de ongewone dracht van de helm
3. de zware laarzen (geen beenkappen)
4. allen droegen nestels en korporaalchevrons, behalve de commandant
5. de commandant liep in het voorste gelid rechts buiten de groep
Bovendien kwam het grote aantal, op dat moment, mij vreemd voor. Daar ik al een jaar Horn als standplaats had, kende ik vrijwel alle manschappen der politietroepen en wist dat er van haar bezetting geen 30 man afkonden (30 is het aantal waarop ik de patrouille schatte).
(Verslag van sergeant Oele, vernielingsdetachement)
Eerste schot op de Kapellerlaan
De explosieven aan de bomen op de Kapellerlaan werden gecontroleerd door korporaal van den Heuvel en 5 soldaten. Van de soldaten stonden er twee op wacht. Op het moment dat Van den Heuvel alle explosieven nakeek kwam een groep militairen aanlopen vanuit de richting van de spoorwegovergang.
Ik riep tegen de wachtposten: Aanhouden. Tegelijkertijd ging ik de groep tegemoet. Ik riep “Halt” en vroeg het wachtwoord. Dit kreeg ik echter niet. De commandant gaf mij een papiertje en zei in het Nederlands “We moeten naar Horn”. Ik antwoordde “dan gaat U de verkeerde kant uit”. Plotseling sprongen er uit de groep 2 of 3 man met een pistool tevoorschijn. Bovendien zag ik dat er één tussen liep met “iets” op zijn rug, onder zijn jas.
(Verklaring van korporaal van den Heuvel, Hindernis Sectie Zuid)
Soldaat van de Berk was één van de wachtposten en hij ging samen met korporaal van den Heuvel naar de groep militairen. Van de Berk stond midden tussen de militairen. Van de uniformen die de militairen droegen kon hij zich niets herinneren, het enige wat hem opviel waren de vreemde laarzen die zij aanhadden.
Voor ik het in de gaten had rukten ze mijn geweer al van de schouder en sloegen het op de weg kapot. En toen gelasten ze mij met Duitse woorden om de handen op te steken. Ik zei “Nooit zal me dat invallen”. En daarop begonnen de klappen te vallen. Een vreemde sergeant kwam te hulp snellen. Ik zag kans om met een sprong uit hun midden te springen. Ik liep achter de bomen door naar de ontsteking van de boomversperring. Ook de sergeant kwam mij achterna. Maar voor we bij de ontsteking waren werden we allebei geraakt door het vijandelijk vuur. Ik kreeg twee schampschoten. Één aan mijn rechterarm en één aan mijn rechter been. De sergeant kreeg een schampschot aan zijn hoofd.
(Verklaring van soldaat van de Berk, Hindernis Sectie Zuid)
Sergeant Oele van het vernielingsdetachement stond bij de spoorwegovergang toen de vreemde patrouille de Kapellerlaan op draaide. Oele ging er achteraan alleen bewapend met een bajonet en was net in de buurt van de vreemde patrouille toen het vuurgevecht begon. Op dat moment raakte ook hij betrokken in het gevecht. Oele was de vreemde sergeant die soldaat van de Berk te hulp kwam.
Ik verloor mijn bajonet en moest dekking zoeken tegen een boom. In het Duits werd mij bevolen mijn handen omhoog te steken waaraan ik wel gehoor moest geven. Doch toen mijn belagers zich trachtten meester te maken van mijn kaartentas, bood ik tegenstand waarop ik werd neergeschoten. Ik kreeg een schampschot achter mijn hoofd, evenwel niet van ernstige aard, terwijl een tweede schot werd opgevangen door mijn gevulde patroontas, welke ik midden op de buik droeg. Er ontploften enkele patronen die, benevens aan de tas zelf, geen schade aanrichtten.
(Verslag van sergeant Oele, vernielingsdetachement)
Sergeant Rutters bevond zich omstreeks 01.45 uur op zijn commandopost bij de spoorbrug over de Roer. Dat de samenstelling van de patrouille vreemd was werd al door meerdere soldaten opgemerkt.
Ik stuurde een soldaat van mijn post naar mijn kwartier (commandopost van 1e luitenant Duysens op de Spoorlaan) om mijn portefeuille te halen. Bij zijn terugkomst meldde hij mij dat hij een sectie infanterie passeerde bij den spoorwegovergang, toen hij naar den post terugkwam. Voorop liepen 4 korporaals van de Militaire Politie. Ze liepen allemaal met voorovergebogen hoofd en er werd geen woord gesproken in de sectie. Nauwelijks had hij mij dit verteld of er vielen geweerschoten op de Kapellerlaan.
(Verslag van sergeant Rutters, commandant brugbewaking spoorbrug over de Roer)
Duitsers verdwijnen in het niets
Sergeant Oele lag gewond en buiten bewustzijn op de grond. De Duitsers wilden hem de kaartentas afnemen.
Toen ik weer bij kennis was wist ik niets beters te doen, dan me dood te houden. De opzet lukte blijkbaar. De kaartentas was nog in mijn bezit. Ze kregen hem niet los dankzij diverse uitrustingsstukken die eroverheen bevestigd waren. Ik vermoed dat zij daardoor getracht hebben me nog mee te slepen, om me op een rustiger plek hiervan te ontdoen. Plotseling renden de tegenstanders, als door achtervolgers op de hielen gezeten weg, richting Zuid - Oost, hoewel ik nergens hulp kon bespeuren.
(Verslag van sergeant Oele, vernielingsdetachement)
Verhakking gesteld
Toen de Duitsers zich terugtrokken krabbelde sergeant Oele weer overeind. Hij zocht dekking en liep van boom tot boom richting spoorwegovergang. Hij zag aan de andere kant van de weg ook iemand van boom tot boom lopen.
Tegelijkertijd zag ik aan de overkant van de laan iemand op dezelfde manier lopen als ik. Ik kon door de betrekkelijk grotere duisternis onder de bomen niet nauwkeurig het uniform onderscheiden, doch indien mijn vermoeden juist is, was dit niet de schildwacht doch de vijand. Deze sneed nog snel de boomgordels door, terwijl hij van mij gedacht zou hebben dat ik hetzelfde aan mijn kant zou doen.
(Verslag van sergeant Oele, vernielingsdetachement)
Toen de eerste schoten vielen bevond 1e luitenant Duysens zich op zijn commandopost.
Ik hoorde roepen: “Help vijand’. Ik wilde naar buiten gaan doch aan de deur kwam soldaat van den Berk, die ingedeeld was bij de boomverhakking op de Kapellerlaan en zei: “Luit, de Duitsers zijn er, geef mij een geweer, want het mijne hebben ze mij afgenomen en stuk geslagen tegen een boom”. Ik zag dat de soldaat van den Berk gewond was aan zijn hand want deze bloedde hevig. Ik heb eerst de commandant van het 17e G.B. gealarmeerd. Hierop ben ik onmiddellijk in de richting van de verhakking gelopen. Ik zag hoe korporaal van den Heuvel op moedige wijze de verhakking stelde.
(Verklaring van 1e luitenant Duysens, commandant Hindernis Sectie Zuid)
Toen de bomen op de Kapellerlaan werden opgeblazen bleek dat dit maar aan één kant lukte. Dit was de kant waar sergeant Oele had gelopen. In het verhaal van sergeant Oele maakte hij melding over een vermoeden dat een Duitser de boomgordels met explosieven onklaar maakte. In de verklaring van 1e luitenant Duysens en korporaal van den Heuvel werd gemeld dat de boomgordels met explosieven aan de andere kant van de weg waren kapot getrokken door het vallen van de eerste bomen.
Feit is in elk geval dat de boomversperring maar aan één kant was opgeblazen.
Duitse speciale eenheid “Gruppe II”
Dit voorval op de Kapellerlaan werd ook beschreven door een soldaat van de Duitse speciale eenheid. Deze speciale Duitse eenheid, “Gruppe II”, moest de Maasbrug te Roermond veroveren. Deze eenheid bestond uit 13 Duitse soldaten en één “Landeskundiger” (Landeskundiger was iemand van Nederlandse afkomst die goed nederlands sprak en die ook goed de weg wist in het binnen te vallen gebied). Gefreiter Janowski was als commandant verantwoordelijk voor deze groep. Zij zouden ruimschoots voor de hoofdmacht van de Duitsers in Elmpt de grens oversteken. Via Elmpt (grens) en Asenray zou deze eenheid oprukken naar Roermond. Op de Spoorlaan aangekomen liepen ze richting Kapellerlaan om daar het spoor over te steken. De spoorwegovergang was gesloten en daarom gingen ze richting Kapel. Daardoor liepen ze regelrecht in de armen van de Nederlandse militairen van Hindernis Sectie Zuid.
Lautlos näherten wir Roermond. Wir waren 11 Mann, dabei ein V-Mann (V-Mann is de afkorting voor Vertrauensmann. Dit was een spion of een informant die voor de Duitsers werkte) in der Uniform eines holländischen Leutnants sowie ein Grenzlanddeutscher. Wir trugen holländische Mäntel über unsere deutschen Uniformen, dazu holländische Stahlhelme, aber deutsche Waffen. Der Weg schien uns endlos lang. Schliesslich kamen wir an einem Bahnübergang mit geschlossenem Schranke. Wir versuchten die Bahn zu überqueren. Plötzlich war da eine holländische Militärstreife. Sie hielten uns an und verlangten einen Passierschein. Unser holländischer Leutnant wies auch einen Schein vor, benahm sich aber nicht überzeugend sicher. Die Streife gab sich aber nicht zufrieden mit dem Schein und begann uns mißtrauisch zu beachten. Unser Gruppenführer merkte das wir erkannt waren und rief “Handen hoch!”. Die Streife spritzte auseinander im halbdunkel. Da es nicht zu sehen war wer ein echter oder ein falscher holländer war, konnte an schießen nicht gedacht werden.
(Verslag Duitse soldaat Gefreiter Janowsky, commandant Gruppe II)
Op het moment van deze gevechtshandeling / schotenwisseling was de eigenlijke Duitse aanval nog niet begonnen. Dit wordt geschiedkundig beschouwd als het eerste officiële militaire vuurgevecht van de Tweede Wereldoorlog op Nederlandse bodem.